De eerste man op de maan was Neil Armstrong. Of er nog anderen zijn geweest weet bijna niemand, de eerste is degene die telt.

Met ijs is het net zo. Italianen maakten voor het eerst ijs in meerdere smaken. En al een eeuw is Italiaans, voor ijs een kwaliteitsmerk.

Wie waren dan die eerste Italianen?

In 1928 stapte mijn grootvader Guide De Lorenzo in Utrecht uit de trein. Hij wilde in Nederland zijn brood verdienen met ijs, een ambacht dat hij bij zijn neven in Duitsland had leren kennen. 

Roomijs kenden Nederlanders al, een wit ijsje kocht je voor een paar cent bij een ijskarretje. Op straat.

Guido had een nieuwe manier van ijs maken geleerd, waardoor hij het assortiment kon uitbreiden. Al die smaken ijs wilde hij gaan verkopen in zijn ijssalon. Ook dát was iets nieuws in Nederland.

Hoe veranderden Italianen het maken van ijs?

Om die vraag te kunnen beantwoorden is het handig te weten hoe een ijsmachine werkt. Het principe van de ijsmachine is vandaag de dag nog steeds hetzelfde als 100 jaar geleden. Je hebt een buitenbak, een binnenbak en daartussen het vriesgedeelte.

Een ijsventer maakte het ijs en zette daarna de binnenbak in zijn geheel in de ijskar. Hij verkocht het ijs dus uit de binnenbak van zijn ijsmachine.

Nonno Guido spatelde zijn net gemaakte ijs in andere bakken, zodat hij met dezelfde machine meer ijs en dús andere smaken kon maken. Roomsmaken als koffie, chocolade en hazelnoot, maar ook vruchtenijs op waterbasis. De bestaande ijsventers vonden waterijs ongehoord, een soort nepperij, maar Utrechters waren snel fan van zijn citroen- en aardbeienijsjes. Guido’s methode werd de standaard.

Waarom zijn veel ijssalons nog steeds Italiaans?

In eerste instantie haalde mijn grootvader zijn medewerkers uit het gebied waar hij vandaan kwam. De familie van je toekomstige personeel kennen, is beter dan een referentie. De meeste van hen openden, na een aantal jaren sparen, hun eigen ijssalon.

Uit respect kozen ze een andere Nederlandse stad om zich te vestigen. Als eerbetoon behielden ze de naam IJssalon Venezia.

Moet je Italiaans zijn om ijs te maken?

Nee hoor. Ik schat in dat minder dan 10% van de Italiaanse ijssalons in Nederland nú, in handen van Italianen is. Veel eigenaren proberen Italiaans over te komen en geven hun ijssalon daarom een Italiaanse naam. Zo houden ze eigenlijk zelf de mythe in stand dat Italianen beter ijs maken.

Dat Italiaanse ijs is zeker een typisch Nederlandse kwestie?

Nee, Italianen zijn over de hele wereld bekend om hun ijs. In de VS gebruiken ze naast ice cream zelfs het Italiaanse woord gelato, als ze kwaliteits-ijs bedoelen.

Er zijn natuurlijk wel véél Italiaanse ijsmakers

Italianen maakten als eerste ijs, daarom hadden zij ook als eerste behoefte aan ijsmachines. Veel producenten van ijsmachines zijn daardoor ook Italiaans.

Die producenten hadden weer behoefte aan ijsbeurzen en ijsscholen.

De beste ijsbeurzen zijn nog steeds in Italië

Een aantal jaar geleden bezocht ik de ijsbeurs in Shanghai. Ik had hoge verwachtingen. Deze stad is al eeuwen een grote handelsstad, heeft miljoenen inwoners en bedient een land waar een derde van de wereldbevolking woont.

Maar de beurs in die wereldstad viel tegen. De stands waren groot en mooi opgezet, maar de exposanten die écht iets met ijs van doen hadden waren op de vingers van één hand te tellen.

Ook de wereldkampioenschappen ijs maken zijn altijd in Italië

De ijswedstrijd Coppa d’Oro staat voor ijsbereiders gelijk aan de Wereldkampioenschappen. Het is de meest complete wedstrijd in het vakgebied en ieder jaar strijden er zo’n 100 ijsmeesters om de eer.

Het krijgstoneel is in de eerste week van december. Al 60 jaar lang ontmoet de ijswereld elkaar daar tijdens de ijsbeurs MIG in Longarone.

Ruim 15.000 ijsjes

Mijn grootvader is in januari 1995 in zijn geboorteplaats overleden. Nog steeds kwam hij ieder voorjaar in februari naar Utrecht voor een nieuw ijsseizoen.

Tijdens zijn loopbaan heeft Guido minimaal 15.360 door hem gemaakte ijsjes gegeten. Omgerekend is het evenveel als 22 Nederlandse ijsfans gemiddeld in een jaar eten. Nonno Guido was duidelijk geen zoetekauw.