Het is bijna 2 juni, la Festa della Repubblica is dé nationale feestdag in Italië. Kantoren, scholen en overheidsgebouwen zijn gesloten om te vieren dat een kleine meerderheid van het Italiaanse volk net na de Tweede Wereldoorlog vóór een republiek stemde.
Een feestdag om de natie te vieren, onze Italiaanse koningsdag zeg maar. Behalve dan misschien dat dat referendum van 1946 tégen het Koningshuis Savoia stemde is ook de manier van vieren anders. In Rome is er voor de Festa della Repubblica een parade met fanfare en de Frecce Tricolori, de straaljagers met de Italiaanse vlag. De rest van het land houdt zich rustig. Als je dus naar Italie afreist omdat je zin hebt in een volksfeest zoals wij de afgelopen maand hadden, kom je bedrogen uit.
Heb je daar een beetje lekkere après ski?
Diezelfde teleurstelling moeten vrienden uit Nederland hebben gevoeld als ze mij kwamen opzoeken in Tai di Cadore. Ik woonde en werkte in Tai en ging ieder weekend skiën in Cortina d’Ampezzo dat een paar dorpen verder ligt. Vanaf ons dorp is er maar één weg naar de ski-pistes. Op de terugweg rij je dus altijd door San Vito, langs de pasticceria Fiori, of beter la premiata pasticceria Fiori. Na het skieën stopten wij er dus voor de lekkerste gebakjes en dikste chocolademelk. Sommigen namen zelfs een cappuccino. Dat doen Italianen soms ook in de middag, maar daarover een andere keer meer.
Dat dit niet de après ski was die mijn logees bedoelden begreep ik pas toen ik een keer naar Winterberg ging met een groep Nederlandse studenten.
Maar italianen maken toch overal een feestje van?
Normaal gesproken wel. Ik lag ooit een paar weken in het ziekenhuis van Palmanova. Als het bezoekuur voorbij was, werden er op het binnenplein lange tafels gezet. Op de plastic tafelkleden werden watermeloenen aangesneden die de hele dag in het water hadden gelegen. Bakjes eten werden tevoorschijn gehaald en flessen wijn geopend.
Italianen vieren dus wel degelijk feest. Maar wel net iets anders dan Nederlanders.